Een zwembad vol herinnering

We gingen op vakantie. Niks bijzonders, maar het was nog maar een week geleden dat we mijn moeder hadden begraven. Ons hoofd zat vol watten, en gedachten, en tranen, en dat bemoeilijkte het inpakken nogal. Overal lagen lijstjes, en gele briefjes, en toen we eenmaal op de luchthaven stonden met alle koffers en niet eens de paspoorten waren vergeten voelden wij ons een hele Piet.

Op de bestemming kluisterde de hitte ons acht dagen aan de zwembadrand. Er werd geplonsd, en gelezen, maar op een dag waren de boeken toch uit en toen begon het: uit alle hoeken en gaten van het resort werd ik besprongen door herinnering en verwondering. Hoe zij, vijf kinderen en een winkel, in hemelsnaam in staat was gebleken ons elk jaar voor de grote vakantiereis allemaal op tijd te voorzien van gestreken shirts en broekjes, en dan ook nog leukigheid als een zak aan de voorstoel waaruit stiften kwamen, en spelletjes. Bovendien waren zij en mijn vader om door een ringetje te halen, zo verzorgd.
Ik herinner mij een unisex set van badpak en zwembroek, en volgens mij ook nog een hoofddoekje waarmee verkleuring van de haardos werd voorkomen. Als wij aankwamen was er voor elk kind een setje nieuwe bikini-badlaken zodat wij meteen door konden naar het Italiaanse meer. Dat was net zo goed in haar belang natuurlijk, want er moest een voortent opgezet en mijn vader was nerveuzig vanaard en a-technisch dus daar kon ze geen kortgebeente bij gebruiken.

De term all-inclusive was nog niet uitgevonden, en dus ging een zak aardappels mee in de disselbak van de caravan. Op een dag had de slager in het dorp een noviteit: vlees inblikken. Daarvoor braadde zij koortsachtig voor zeven personen rollade, en gehaktballen, en bracht die naar de slager. De man bleek het proces nog lang niet meester, waardoor de blikken in de auto zwollen als de enkels van een hoogzwangere vrouw tijdens een hittegolf. Alles moesten we weggooien, de stank was ondragelijk.

 Het jaar daarop ging dus gewoon, net als alle voorgaande jaren, de zwarte BK-braadpan mee, vastgeklemd tussen haar voeten. De hele lange reis klotsten daarin plakken rollade in jus, voor de eerste avond. Uit eten gingen we hooguit één keer, vanwege te duur en waarschijnlijk ook te buitenissig. Zwemmen kon ze niet, al gaat het verhaal dat ze op latere leeftijd nog wel probeerde een diploma te halen. De zwemlessen waren al ’s ochtends om zes uur, zodat ze weer op tijd achter de toonbank kon staan. Mijn vader hield zolang haar plek in bed warm, zodat ze na de les nog heel even terug kon. Liefde, en dan praktisch.

Zo zat ik aan de zwembadrand, een beetje van de leg. Zoals onze kinderen nu alles vanzelfsprekend vinden, van de luxe buffetten tot de spelletjes in de koffer, zo heb ik destijds alles maar doodgewoon gevonden. Zeven personen vakantie was, en niet eens een machine als je thuiskomt bijvoorbeeld. Toch kon ze jaren later vol nostalgie terugblikken op die vakanties, waarin wij allemaal nog mee gingen. En ik heb geen vakantiefoto waarop ze niet staat te stralen. De tijd kleurt alle verhalen, en heelt alle wonden. Gelukkig maar.

Een zuchtende man

Er klopte deze week iemand op mijn deur. En op mijn ramen, en muren. De man, met kennis van de bouw, was ingehuurd door de aanstaande kopers van mijn huis. Groot gelijk, met een huis van 80 jaar oud kan je zomaar een kat in de zak kopen, dat snap ik best. Omdat ik nogal praktisch van aard ben, vroeg ik of hij ook meteen mijn energielabel op orde kon maken, nu hij toch zo fijn aan het kloppen was. Er volgde een lange uiteenzetting over certificaten en bewijslast, waarvan ik weinig begreep behalve dat ik het onmogelijke vroeg.

We gingen naar de zolder, voor het begin van een toer die wel anderhalf uur bleek te duren. De kenner had een heel enge tactiek: hij keek steeds heel zorgelijk naar een onderdeel van mijn woning, dan zuchtte hij, en begon te fotograferen en als een malle aantekeningen te maken. Ook verhaalde hij ter verstrooiing over de malheur die hij zoal in oude huizen als deze tegenkwam, van rotte balken tot boktor. Hij noemde daar duizelingwekkende bedragen bij, en wij kregen allemaal buikpijn. Maar dan zei hij tot slot steeds dat die ellende hier niet aan de orde was. Een beetje alsof je met een wratje naar de dokter gaat en die gaat eerst uitleggen wat een fatale tumor is, met lichtbeelden, en dan zeggen dat je gewoon een wratje hebt. Je bent blij met het goede nieuws, maar toch blijft die tumor door je hoofd spoken.

Bij de ramen wist hij zomaar uit het blote hoofd dat het HR++ was, uit 2006, wat mij voldoende parate kennis leek om ook fijn mijn energielabel in te vullen, maar ik hield wijselijk mijn mond. Zo dwaalden wij van vertrek naar vertrek, die man maar kloppen, en flitsen en schrijven, en wij met bonkend hart achter hem aan.

Eenmaal buiten maakte hij nog eenmaal een foto, en toen zei hij eindelijk wat we allemaal wilden horen: dat het een prachtig huis was, en niks mis mee, op wat rimpeltjes na maar die heeft elke bejaarde. De kopers waren nog steeds verliefd, en gerustgesteld, en ik kon verder. Maar uren later hoorde ik het onheilspellende kloppen nog.

Engelen op je pad

,,Is je moeder onverwacht overleden?’’. Dat vroeg iedereen dezer dagen, en ik wist niet zo goed wat ik antwoorden moest. Want mijn moeder was 92 en bijna een half, en dan kan je niet echt zeggen dat de dood als een donderslag bij heldere hemel kwam. Maar als je de avond daarvoor nog trots op de school van je kind vertelt hoe kras ze is, en hoe tevreden, dan is het toch een overval. Of als je haar vriendinnen van de soos ontredderd ziet, omdat ze de ene dag nog een gebakje at, en tot de volgende keer zwaaide, en dat wij dan de volgende dag die lieve dames moesten vertellen dat het afgelopen was.

Zo begonnen we, toch een beetje in shock, aan de vijf lange dagen voor het afscheid. Dom genoeg hadden we nooit iets voorbereid: mijn moeder praatte niet over de dood, en wij durfden het ook niet aan te snijden.

Maar als de nood het hoogst is, is de redding erbij. Er kwam een uitvaartleider die we nog kenden van jaren geleden, toen mijn vader was gestorven, en hij had vast van alles uitgezocht over hoe we het toen hadden geregeld. Ineens zagen we voor ons hoe we, toen met haar als middelpunt gewoon in de kring alles al eens hadden bedacht van papiersoort tot lettertype en kist, en hoe mooi ze het toen allemaal vond gelukt. Wat ze toen mooi vond, was vast nu ook goed genoeg. We zuchtten ervan. De uitvaartleider deed de hele week van die lieve zorgzame dingen, en bij de uitvaart gaf hij mijn zoon, godzijdank nog debutant in het begraven van dierbaren, zo’n mooie rol dat hij nu ook een carrière in het uitvaartwezen ambieert. ,,Als het tenminste een beetje betaalt’’, haalde hij het serieuze er snel af.

Er waren meer van die dierbare dingen. Een kaart van het complete kantoor van mijn makelaar, een mooie anekdote over mijn moeder toen ze jong was. Dat alle winkelmeisjes van vroeger kwamen condoleren, en dat je haar daardoor zo weer achter de toonbank van de winkel zag, de habitat waar ze vis in het water was. Dat mijn zoon toch meekon op kamp naar Giethoorn, omdat twee lieve mensen spontaan aanboden hem te halen en brengen voor de begrafenis. Dat mijn trouwe vriendin een pan nasi maakte. Jonnie Boer in zijn beste doen had het niet kunnen verbeteren, want hier zat een geheim ingrediënt in: liefde.

Als het donker wordt, en haast te zwaar om te bevatten, dan komen er engelen op je pad. Gewoon vermomd als normale mensen, je zou ze zomaar niet herkennen. Ik kan het weten: ik heb ze zelf gezien.

Mijn moeder is overleden

Woensdag jl is mijn moeder overleden.  Ze was 92 jaar en had de dag ervoor nog genoten bij de activiteitenbegeleiding, met een gebakje natuurlijk! We waren allemaal thuis. Ook al was ze stokoud en is ze gestorven zoals ze dat wilde, toch overviel het ons nog.

Daarom deze week geen blog maar een van de laatste foto’s van deze sterke en pittige vrouw.

Paleis met een park

Ergens in Nepal weet iemand waar ik woon. En hoe groot mijn wc is, en waar ik douche. Klinkt een beetje eng stalkerig, maar het komt door mijn makelaar. Hij had plattegronden van mijn huis nodig, en ergens in Nepal konden wizzkids die netjes maken. En goedkoop, gok ik, maar dat geeft niks. In Nepal moeten ze ook boodschappen doen, dat snap ik best.

De plattegronden waren er, alles stond netjes op de kiek, op Funda met die hap. Terwijl ik dit tik is dat zo’n uurtje of acht geleden en ik heb nu al zeven kijkers in mijn balboekje, en een open huis. Ik had gehoord dat de woningmarkt aantrok, maar hier moest ik eventjes van huilen, van de schrik.

Hartstikke naïef natuurlijk, want ik weet nog goed hoe wij destijds hals over kop verliefd werden op de plek. Toen was het nog een vooroorlogse woning ,,met authentieke details’’ wat behalve begerenswaardig glas-in-lood en prachtige granito vloeren ook betekende dat er nog jute elektrische bedrading tevoorschijn kwam, en dat we een dakkapel hadden waar pannetjes onder moesten bij een hoosbui. De mooie details bewaarden we, de tand des tijds poetsten we weg, alles werd gemoderniseerd en langzaam werd het ons paleis, met een park.

Om de kijkers te plezieren ruim ik nu alles op. De strijkplank waarnaast mijn ex mij ten huwelijk vroeg. Het eerste rompertje van mijn zoon, dat dagen gestreken klaar lag in het grote bed voor zijn komst.  Ik pluk bloemen uit mijn dwaaltuin, en weet van elke plant nog waar ‘ie vandaan komt.

De makelaar heeft, met hulp uit Nepal, de waarde vastgesteld in kubieke inhoud, ligging en grondoppervlak. Voor mij zit de waarde in de blinde roes van de beginjaren, het geluk dat mijn kind hier het levenslicht zag, de kaarsen die er brandden voor heel ernstig zieken, en ook de vele tranen die er zijn vergoten. Al die ervaringen, van extase tot rouw, hebben mij tot een rijk mens gemaakt en de moed gegeven de boel op te pakken en opnieuw te beginnen. Jij hebt dat huis ziel gegeven, zegt mijn zus, en dat mag ik nu elders nog eens doen. Onbetaalbaar, en niet in een plattegrond te vatten. Zelfs niet door een wizzkid in Nepal.

Mijn huis op Funda

De verkoopstyliste

Mijn huis wordt verkocht. Niets dramatisch hoor, de liefde drijft mij naar andere Twentse oorden. Er kwamen twee makelaars kijken en ik moest beslissen welke het klusje mocht klaren. Ik koos de liefste, een mens moet toch ergens op af gaan. Hij zou de fotograaf sturen, en een styliste.

Dagen poetste en wiedde ik, en ging vooral opruimen. Dat had nogal wat voeten in aarde. Achter het schot op zolder bleken zich namelijk allemaal erg ontroerende zaken op te houden die het weggooien lelijk in de weg zaten, zoals de eerste schoentjes van mijn zoon (nu maat 32), de tent waarin het zo heerlijk kamperen was, allerhande knutselwerkjes voor moederdag. Ik moest wel doorpakken, want er zou een styliste meekomen en daar had ik een erg strenge briefing van gekregen. Zo mochten nergens vuilnisbakken zichtbaar zijn, en moest alles vooral strak, glad en clean. Mijn huis is niet strak, glad en clean en dat is juist de charme. Ik gooide de instructies dus blijmoedig aan de kant, en ging naar het tuincentrum voor wat gezelligs, ik had nog een cadeaubon van een lieve vriendin.

In het tuincentrum was alles nogal prijzig, maar het zag er allemaal reuze verkoopbevorderend uit. De kost gaat voor de baat uit, dat is niet voor niks een gezegde. Ik laadde mijn kar vol, gaf drie keer het bedrag van de bon uit en zette alles thuis zo mooi mogelijk neer. Kom maar door met die fotograaf.

Die kwam, met de styliste. Ze was heel aardig, maar ook heel streng. Alles wat ik zo zorgvuldig had gedecoreerd ging aan de kant, vanwege te afleidend. De dekbedhoezen, die ik voor het eerst in mijn bestaan had gestreken, verdwenen onder een witte sprei waardoor mijn bed eruit zag als een koets uit Vorsten Vandaag. De kat nam middenop plaats, en liet in een aanvalletje rui een pond grijs haar vallen. De styliste zag allemaal fotogeniek servies in mijn kast wat ik juist achterin had gezet, en de nieuwe aanwinsten zette ze in de bijkeuken omdat die niet op de foto kwam. Alleen de orchidee met drijfhout doorstond de toets der kritiek, gelukkig maar want die was een rib uit mijn lijf.

Toen het theater weer weg was, had ik anderhalf uur nodig om alles terug te zetten. Mijn huis was nog nooit zo opgeruimd, en ik was alles kwijt. Wij vonden de afstandsbediening terug op de trap, en tandenborstels in de wasmand. Aan mij de schone taak het er straks, voor potentiële kopers, net zo gelikt uit te laten zien zonder dat ik alles in de bijkeuken mag zetten want die willen ze vast ook zien. De foto’s zijn zo mooi dat ik even overwoog er te blijven wonen. In mijn nieuwe huis wil ik ook een styliste, eens per maand of zo, al was het alleen maar om de boel eens grondig op te ruimen.

Onder de loep

Ze kent mij al vanaf mijn eerste jeugdpuistjes. Nou ja, dat is overdreven, ze is al een jaar of 15 mijn schoonheidsspecialiste. Ze kent mijn gezicht al van toen het nog helemaal stralend en glad was en zag elk rimpeltje komen. Dat vindt ze helemaal niet erg: sterker nog, ze zet er zo’n grote loep op, met een tl-lampje, en dan kijkt ze elk hoekje en gaatje na met een hele strenge blik. Haar ontgaat niets, ook niet of ik te laat naar bed ben gegaan, of me veel te veel stress op de hals heb gehaald.

Deze week was ik weer bij haar, na maanden. Dan weet ze ook nog precies wat er de vorige keer loos was (daar een rode pukkel, daar wat schilferig) waardoor ik haar ervan verdenk dat ze een dossier van mij bijhoudt. Dat doet ze ook, in haar hoofd. We praten over koetjes en kalfjes, een paard in haar geval en een hond bij mij. Over vakantieplannen, het verlies van werk, maar ook over iemand die we beiden kenden en die nu is overleden, veel te jong en aan de gemeenste ziekte van allemaal. Dat we dus nu moeten genieten, en niet zaniken over rimpels of kwaaltjes, dat zijn we roerend eens.

We kunnen heel hard lachen om vrouwendingen, en ons eigen kip-zonder-kop gedrag, en houden filosofische verhandelingen over het fenomeen mannen, en wat een rare wezens dat af en toe zijn. Zij zag mijn huwelijk stranden en de kilo’s er door al dat nachtelijk getob af vliegen, en leest nu aan mijn mollige postuur en het ontbreken van zwarte wallen dat ik weer gelukkig ben. Daar kan geen botox tegenop, tegen de liefde, zeggen we.

Het gefrut aan je gezicht, de trage massage, het tingeltangel new-agemuziekje, ze zouden in het basispakket van de ziektekostenverzekering moeten zitten, zo knap je ervan op. Thuis vraagt mijn lief waarom het zo lang duurde. ,,Je was al zo mooi, wat heeft ze dan gedaan?’’. ,,Bijna niets’’, jok ik twee uur vakkundig restaurantiewerk onder tafel. Ware schoonheid zit van binnen, dat weet een kind. Maar een beetje bondgenoot in de strijd tegen de tijd is helemaal niet weg.

Een dagje ouder

Ik kon deze week de krant niet meer lezen. Er was iets met de lettertjes gedaan, en de foto’s waren kleurige toverballetjes geworden waardoor ik niet meer kon zien wat er op stond. Het lag aan de nieuwe opmaak, maakte ik mijzelf wijs, maar daarna lukte een bijsluiter van medicijnen ook niet meer, noch een brief van de gemeente. Ik moest een bril.

Mijn zus en ik gingen deze week winkelen in Deventer, en zij kon de menukaart zomaar zien. Dat vond ik niet eerlijk: zij is vier jaar ouder dan ik en hoort dus zeker vier keer zo gebrekkig te zijn. Maar zij bleek te smokkelen, ze deed gewoon haar lenzen voor veraf niet in en dan kneep ze met haar ogen, zodat ze met de kleine lettertjes nog de blits kon maken.

We moesten er heel hard om lachen. In de paskamers bekeken we elkaars vetrolletjes (,,Nee, joh da’s niks, moet je mij zien”) en we bekenden hoe we ’s nachts het bed uit drijven, en hele rare stemmingswisselingen hebben waardoor soms niemand meer een touw aan ons kan vastknopen, en dat we vanuit de meeste hoeken nu wel heel erg op onze moeder gaan lijken.

Gelukkig was ik deze week ook in een zaal vol oudere dames, waarin ik nog een jonge blom leek. Ze hingen aan mijn lippen, en ze waren heel lief. In de pauze vroeg ik of er ook jongere leden waren, die mij misschien niet zagen zitten, maar die waren er niet. Vroeger wel, toen moest het bestuur nog wel eens met een kraampakket op pad voor een jonge boreling. Maar nu konden ze niet eens meer uitrukken voor een nieuwe heup of knie, want dat was al te gewoontjes onder de doelgroep. We moesten er smakelijk om lachen. De dames dronken droge witte wijn, of lepelden een advocaatje, en ze waren strijdlustig en vrolijk, en hadden overal een mening over. In de pauze kwetterden ze als spreeuwen, en ik ving heel bemoedigende berichten op over fietstochten van 50 kilometer zonder zadelpijn, en gouden huwelijksfeesten met een barbecue.

Ik besloot de volgende lezing gewoon mijn bril op te zetten, dan zou ik niet zo hoeven improviseren. En de aanstaande ouderdom te omarmen. Nog geen nieuwe heup of knie in zicht, en gelukkig de kraampakketten al voorbij. De overgang, dan hoeft het leven even lekker helemaal niks van je.

Aan de keukentafel

Deze week zat ik bij mijn schoonouders aan de keukentafel. Dat moest, want er kwam iemand van de gemeente voor een keukentafelgesprek. Aan dat praatje was al een hele map correspondentie vooraf gegaan, zoveel brieven dat we er de kamer wel mee konden behangen. Mijn schoonouders, beide rond de 80, zijn nog van de generatie dat een brief van de gemeente tot rode konen leidt, vanwege gewichtig en help-wat-nou-weer, dus geestelijke bijstand was gewenst.

De langdradige briefwisseling was begonnen bij het invoeren van de nieuwe regels rond de WMO. Gemeenten moeten die zorg regelen, en bezuinigen tegelijk, dus was zonder opgaaf van redenen de huishoudelijke hulp van mijn schoonouders met de helft beknot. Anderhalf uur per week moest zat zijn om de boel op orde te houden, ook al ben je ziekelijk en hoogbejaard. Er kwamen steeds maar onbegrijpelijke brieven, over tarieven en uren en stempelkaarten waarmee je weer zorg kon inkopen, maar waarom de gemeente een wonder van Lourdes had gezien in het huis van mijn schoonouders was niet duidelijk. Dus moest er iemand komen. Die kwam, een half uur te laat.

Het was een aardige man. Hij zei heel onbegrijpelijke dingen, maar het kwam erop neer dat hij zijn bevindingen in een beschikking zou vatten,  en dan konden wij daar weer bezwaar tegen maken. Dit begrepen wij, er was alweer een kwartier verstreken. Ik dacht stiekem dat iemand in die tijd al twee ramen had kunnen lappen, maar dat zei ik niet hardop. Eerst gingen wij alle kwalen bij langs. Mijn schoonouders zijn van het soort van tanden op elkaar, en vooral niet klagen, dus dat was een genante boel.

 Toen werden wij ondervraagd, waarom wij niet wilden wassen en strijken, of wc’s uitsoppen. Nu hebben wij met heel veel werk, twee huishoudens en drie puberende kinderen het potje wel vol, en als wij komen, wil de oudere medemens gezellig koffie drinken en niet tegen ons poetsend achterwerk aan kijken.
Dat begreep hij wel. Wisten wij trouwens dat er tuinmannen bestaan, en supermarkten die boodschappen aan huis brengen, en emmers die een doek kunnen uitwringen? Dat wisten wij dan wel weer.

 Ook naar het welbevinden van de buren was de ambtenaar benieuwd. Zouden zij wellicht de douchetegels willen soppen? Wij vermoedden van niet, en wisten wel zeker dat we het niet gingen vragen. Waren de bejaarden wellicht nog lid van een club? Voetbal en oudheidkunde, zeiden wij, maar ook daarvan was geen heil te verwachten. ,,De overheid vindt dat wel heel belangrijk, dat u een sociaal netwerk onderhoudt’’, zei de man bestraffend.

Het hele gesprek haalde niets uit, en ik voorzie bergen beschikkingen en bezwaarprocedures, en daar dan weer brieven over. Wij zullen ze belangstellend lezen, en ondertussen het gras maar eens maaien, of boodschappen halen. Daar tussendoor werken wij, omdat de regering arbeidsparticipatie verwacht. En ’s avonds gaan wij op tennis, of een andere sport waar wij vitale medemensen kunnen ontmoeten, in de ijdele hoop dat zij ooit bij ons willen stofzuigen.

Zeeën van tijd

Ik heb een hele leuke buurvrouw. Zij werkt niet meer, maar is altijd druk. Ik moest daar altijd hard om lachen, toen ik nog volle werkweken had. Ze had toch immers de tijd aan zichzelf?

Nu mijn werk voor de krant was beëindigd, verwachtte ik dus ook echt niet dat mijn weken nog stampvol zouden zitten. En dus begon ik plannen te maken. Over boeken die allang lagen te verstoffen en die ik nu eindelijk eens zou lezen. Vriendinnen die ik veel te vaak verwaarloosd had en nu mee zou vragen naar kooklessen of op saunabezoek. Eindeloze wandelingen op trage paden, met de hond die voor mij uit zou kwispelen. Dat, en dan af en toe ook eens heel hard denken wat ik nou wilde met mijn leven.

De werkelijkheid ziet er heel anders uit. Ik moet naar verfwinkels voor witte verf, en dan kiezen tussen roomwit, helder wit of mergelwit. De verschillen ontdekken tussen RAL 9010 en RAL 9001 en dan natuurlijk weer met de verkeerde emmers thuiskomen. De krant kreeg ik meteen vanaf dag 1 al niet meer, dat scheelde ’s ochtends een half uur, maar omdat ik toch zeeën van tijd in het verschiet had  nam ik de Volkskrant, en die duurt veel langer. Ik moest solliciteren en broedde uren op een cv waarin aan de ene kant bijna 30 jaar werk- en levenservaring zouden schitteren, en waaruit aan de andere kant toch niet zou blijken dat ik al een tamelijk oude taart ben.

Het UWV had een sollicitatietraining online gezet, waarin ik na moest denken over mijn competenties en valkuilen en daar heel gênant ook bij anderen naar moest vragen. Mensen bleven maar doorgaan met mij heel lieve mails sturen, en kaarten, en berichten op Facebook, en daar moest ik van zuchten. En mijn zoon werd 12 en bliefde een nieuwe fiets, waarop hij steeds maar met zijn moeder wil rondtoeren, ,,want jij hebt nou toch niks te doen’’.

Zo rijgen de dagen zich aaneen en kom ik tot van alles, en ook tot niks. Tijd om te zitten en na te denken heb ik nog niet gehad, laat staan om eens heel hard te huilen, wat mij gezien de heksenketel van de laatste jaren best eens heel goed zou kunnen bekomen. Mijn competenties heb ik nog niet half inzichtelijk, maar mijn grootste valkuil heb ik al aan de werkcoach toevertrouwd: heeft moeite met time-management.