Broccoliquiche met brie en pijnboompitjes

Lichte paniek in de familie: de liefde had ons een vegetariër gebracht. En omdat ik vaak als culinaire vraagbaak fungeer en zelf steeds minder vlees eet, belandde het dilemma op mijn aanrecht. Iets feestelijks graag, maar niet te opgedirkt. In het groentekrat van Vertwenz zat broccoli. Broccoli valt voor mij in de categorie beige broek en witte muurverf: reuze nuttig maar saaaai. Niet echt iets om een nieuwe aanwinst in de familie mee te verwelkomen.
Als je broccoli kookt lijkt de helft van de smaak met het kookwater te verdwijnen. Stomen helpt al reuze, net als stoven in een tomatensaus met olijven (gaan we een andere keer doen). Deze week maak ik er een quiche van. Doordat je ‘m bakt blijft de groente mooi groen en het ritje in de oven maakt ‘m alsnog niet overgaar. Beetje opleuken met plakjes brie voor het romige/hartige en pijnboompitten voor de bite en klaar ben je.
Je kunt het taartdeeg zelf maken (ik gebruik voor zulke exercities altijd recepten van RutgerBakt) maar Koopmans heeft ook prima deeg voor hartige taart in de diepvries. Mijn advies is om dat maar te pakken, zo’n eerste keer: als aanstaande schoonmoeder is het fijn om nog wat reservetrucs in de mouw te houden, voor als het serieus wordt. Deze taart is ook heel lekker met prei en een (vega)spekje en boerenkaas, goed uitgelekte spinazie of snijbiet met feta, of met courgette en geitenkaas, Als je dit basisrecept in de vingers hebt kan je dus nog eens verrassend uit de hoek komen. En ook zonder bezoek valt ‘ie in de smaak, dat scheelt alweer als de liefde nog ver weg is, of alweer voorbij….

Ingrediënten:
Voor de bodem:
4 of 5 plakjes deeg voor hartige taart uit de vriezer
Voor de vulling:
4 eieren
1 bekertje zure room
1 flinke stronk broccoli
1 uitje
1 teentje knoflook
puntje brie
handje pijnboompitten

Aan de slag!
Vet een quichevorm goed in en bekleed bodem en randen met het deeg. Prik de bodem met een vork over de hele bodem een beetje in.
Maak ondertussen de vulling. Snijd de broccoli in roosjes en dan in niet te dunne plakken (dat ziet er uit als kleine boompjes). Snipper het uitje fijn. Bak glazig in een hapjespan met een beetje olijfolie. Voeg de broccoliroosjes toe, bestrooi met wat zout en peper en doe het deksel op de pan. Laat een paar minuten smoren tot het iets zacht wordt (niet té gaar, het gaat ook nog in de oven) Laat wat afkoelen (dit kan een dag van tevoren al).
Verwarm de oven voor op 200 graden. Klop de eieren los met de zure room en het geperste teentje knoflook, voeg iets zout en peper toe (niet teveel de brie is ook zoutig). Schenk dit mengsel over de taart, nét onder de rand. Leg de plakjes brie erop. Bestrooi met de pijnboompitjes en bak in 35 a 40 minuten goudbruin en gaar. Serveer met een salade (bijvoorbeeld van veldsla).
Helemaal van tevoren klaarmaken kan ook. Dan haal je de taart op de dag zelf tijdig uit de koelkast zodat deze op kamertemperatuur is en warm je ‘m in een oven van 180 graden in ongeveer 20 minuten nog even op. Vers is de quiche wel mooier.

Reibekuchen met een sneue pastinaak

De pastinaak in mijn groentekrat van Vertwenz lijkt precies op mijzelf vroeger in de gymles: altijd als laatste gekozen. En als die pastinaak dan eindelijk aan de beurt is, gaat ‘ie meestal roemloos ten onder in een gepureerde soep. Ik probeerde, aangemoedigd door een glossy foto in een kassablad, wel eens wat anders uit, maar dat kon ook nooit op blije gezichten aan de eettafel rekenen. Vergeten groenten zijn soms niet voor niks vergeten, dacht ik hardvochtig.
Tot ik op een winterse dag Reibekuchen wilde maken, maar niet genoeg aardappels in huis had. In de groentemand slingerden nog wel zoete aardappels, uien en die sneue genegeerde pastinaak. En in de mini-moestuin waaide nog wat peterselie en bieslook in de gure winterwind. Ik raspte de hele groentevoorraad op en bakte er deze rösti-achtige koekjes van, en dat beviel wonderwel. Ook een prima manier om kleine kinderen die alles wat groente is haten ongemerkt wat vitamines naar binnen te smokkelen!
Als je er tegenop ziet om die rasp- en bakklus vlak voor het eten te doen, kan je het ook ’s ochtends al maken. Leg de gebakken Reibekuchen dan op een bakplaat op bakpapier en warm ze voor je ze wilt eten in een voorverwarmde oven op 200 graden in 8 tot 10 minuten op. De frisse Skyr-bieslook-knoflooksaus zorgt dat het niet te weeïg wordt. Ben je echt in een luie bui? Maak er dan een paar grote röstikoeken van in plaats van al die kleintjes. Heb je wel minder knapperige randjes natuurlijk, maar het gaat wel sneller.

150 gram pastinaak (geschild)
150 gram zoete aardappel (geschild)
200 gram gewone aardappel (geschild)
1 ui
Half bosje peterselie
2 eieren
3 eetlepels bloem
2 tl bakpoeder
1 teen knoflook (geperst)
Zout en peper
Zonnebloemolie
Voor de saus:
Paar eetlepels Skyr of Griekse yoghurt
1 teen knoflook geperst
Bieslook
Rasp de pastinaak, de zoete aardappel en de aardappel. Snipper de ui heel fijn en hak de peterselie fijn, voeg bij de groenten. Meng eieren, bloem, bakpoeder, knoflook zout en peper naar smaak en schep de groenten erdoor. Verhit wat zonnebloemolie in een goede anti-aanbakpan en leg kleine bergjes van het mengsel erin. Druk voorzichtig een beetje plat. Bak goudbruin en keer voorzichtig. Bak ook de andere kant goudbruin. Laat nog even bakken. Proef er eentje op gaarheid, bij mij was het in tien minuten gepiept. Haal uit de pan en herhaal tot het mengsel op is. Serveer meteen of leg op bakpapier en warm later weer op (zie hierboven). Serveer met de saus en wat bieslook erover. Wij aten er sla en boontjes bij.

Omgekeerde witlof op een knapperige bodem

Als kind mocht ik één ding niet lusten. Op zich een prima opvoedtruc, maar ook een lastige gezien het culinaire palet dat thuis werd opgediend. Zou ik die schoenzool-runderlappen skippen of de grijze andijvie, de zuurkool die naar braaksel rook of de overgare spruiten waar je steeds maar winden van moest laten? Het slagveld overziend is het nog een wonder dat ik ooit zo’n lekkerbek ben geworden. Witlof kende ik, net als andijvie, bloemkool en koolraap, alleen met een papje. Harstikke jammer natuurlijk, want als je ‘m niet zo snottergaar kookt, valt er aan deze groente heel wat te beleven. Iets bitter, een beetje bite dichtbij het hart… Voeg je dan ook nog wat zoets, knapperigs en hartigs toe dan is die witlof ineens de belle van het bal. Ooit scheurde ik dit recept van een sterrenchef uit de Allerhande en ik vind het nog steeds heerlijk. Ik heb het wel een stuk makkelijker gemaakt, en met een stuk minder boodschappen. Wedden dat je het meeste hiervoor nog wel in de koelkast en vriezer hebt slingeren? Serveer er een salade bij en (als het een hoofdgerecht is) bv gebakken krieltjes.

Ingrediënten voor 4 stuks (voor hongerige types maak je er 2 pp)

100 gram kristalsuiker
1 el verse thijmblaadjes
25 gram ongezouten roomboter
2 stronkjes witlof
2 el olijfolie
2 vellen bladerdeeg (vriezer)
Stukje brie of andere lekkere Franse kaas

Aan de slag!
Maak eerst de karamel. Daarvoor doe je de suiker met twee eetlepels koud water in een steelpan en laat het op een laag vuurtje karamelliseren tot het mooi bruin is (niet té, dan wordt het bitter). Voeg 40 ml heet water toe (pas op voor spetteren!) en laat de karamel oplossen. Voeg de thijmblaadjes toe, laat vijf minuutjes zachtjes koken. Voeg van het vuur de boter toe en laat al roerend oplossen in de karamel.
Snijd het uiterste kontje van de witlof af en halveer in de lengte. Verhit de olie in een ruime koekenpan en bak de halve stronkjes met de snijkant naar beneden, een minuut of drie afhankelijk van de dikte (het moet nog niet gaar zijn). Laat iets afkoelen en bestrooi met zout en peper. Halveer de plakjes bladerdeeg (of niet, het moet om je stronkje witlof passen straks). Verwarm de oven voor op 170 graden.
Bestrijk een strook bakpapier met de karamel en leg de stronkjes lof er met de snijkant naar beneden op. Vouw om elk stronkje bladerdeeg (dat is straks je bodem, want we gaan de boel nog omkeren). Bak 15 minuten op 170 graden en nog 10 minuten op 150 graden. Keer ze om en leg op een bord. Leg op elk taartje een plakje kaas. Garneer met wat salade, die je licht-zuur aanmaakt met een dressing voor het contrast.

Studentenpasta met champignons 2.0

”Het leven is een zucht”, zei mijn moeder vroeger. Wij moesten daar altijd smakelijk om lachen, vooral toen ze al 92 was, en wij aan de vergankelijkheid der dingen nog liever geen gedachten wilden wijden. Maar nu denk ik het zelf, regelmatig. Als de kerstspullen van zolder komen (Wat? Alweer een jaar voorbij?) of nu ik mijn kind leer koken, omdat hij -ijs en weder dienende- na de zomer op kamers gaat. ”Ach”, zucht ik, ”ik weet nog zo hoe je je eerste fruithapje at”’, maar daar moet je bij pubers niet mee aankomen, met die sentimentele flauwekul: loskomen wil ‘ie, en daar is nostalgie maar een lelijke hinderpaal bij.

Ik probeerde mij te herinneren wat ik in een nog grijzer verleden zelf at, als student. Er kwamen levendige beelden omhoog, van een medestudente die op Kate Bush leek en jammerlijk vals kon zingen. Zij serveerde gierstburgers, ik praat over een tijd dat vegetarisch eten nog synoniem was met behaarde benen, ban de bom buttons en een bezwaard gemoed. Of de kamergenote die onwelriekende kaassoep met klonten maakte, en dat bij elke kookbeurt weer. Later heeft zij ons nog met lelijke schulden laten zitten, maar die tegenslag streepten wij royaal weg tegen de opluchting over haar vertrek. Dat gaat mijn kind niet gebeuren, en dus leerde ik hem pasta met kastanjechampignons en kruidenroomsaus maken. Ik vond het vroeger heerlijk, maar dat vond ik toen ook van de combinatie van nachtelijke shoarma met pisang ambon, dus dat was nauwelijks een culinaire aanbeveling. Maar gelukkig:: het bleek ook na 35 jaar nog steeds een topper, hoe is het mogelijk. En dat voor een bedrag waar je nog geen broodje kroket voor kunt scoren en in tien minuten klaar. Vol vertrouwen stuur ik mijn kind de wereld in: geen idee hoe het studentenleven gaat bevallen, maar aan zijn kookkunsten zal het niet liggen.

Ingrediënten (voor 4 personen)
500 gram kastanjechampignons (liefst biologisch)
Een halve courgette
4 tomaten
1 bakje kruidenroomkaas (bv Paturain)
2 eetlepels olijfolie
2 tenen knoflook
Bosje verse peterselie
Zout, versgemalen peper
350 gram pasta (ik nam linguini, maar elke sliert is goed)
Eventueel nog wat geraspte kaas voor erop

Aan de slag!
Snijd de champignons in vieren, de courgette en tomaten in kleine blokjes. Hak de peterselie fijn. Kook de pasta beetgaar in ruim water met zout, spoel even koud af in een vergiet en zet apart. Verhit de olijfolie in een wok of hapjespan. Bak op hoog vuur de champignonkwarten en courgetteblokjes tot ze nét gaar zijn. Bak de geperste knoflook even mee en bestrooi met zout en royaal peper. Draai het vuur laag en voeg de kruidenroomkaas toe. Laat smelten. Roer er op het laatst de peterselie door en de tomaatblokjes. en als het nodig is iets water. Voeg de pasta toe en laat alles even zachtjes doorwarmen in de saus. Bestrooi eventueel nog met wat geraspte kaas. Lekker met broccoli of spinazie.
Variatietip: een gele paprika in kleine blokjes is leuk voor de kleur. En je kunt de pasta vervangen door groentepasta of bv courgettespaghetti.

Bloemkool, maar dan anders

Elke familie heeft wel zo’n familielid waarvan je denkt: iets minder mag ook wel. Romanesco is dat licht aanstellerige neefje van bloemkool. Kijk nou naar die frivole puntjes, de perfecte vormgeving, die sjieke zachtgroene kleur… Toen ik ‘m de eerste keer in het krat van Vertwenz kreeg bleef ik er naar kijken. Een gewone bloemkool hak ik zonder scrupules in roosjes, maar bij zo’n mooierd voelde dat toch een beetje als heiligschennis. Na een speurtocht op internet liet ik ‘m mooi heel, en deed de Romanesco in de oven, met een lekker kruidig en goudgeel jasje van onder andere kerrie en komijn, vrij naar een recept van Yvette van Boven. En kijk! Zo heb je groente, zo heb je iets waar je mond van open valt. De yoghurt houdt dat licht zoete van de kool mooi in evenwicht en de kruiden geven de zaak een beetje pit. Ik serveerde er Pandanrijst bij en een Indische vegaburger en ik hoorde niemand over worst of bal. Zo’n aansteller in de familie, je kan er maar beter blij mee wezen.

Ingrediënten:

1 Romanesco of kleine bloemkool
250 gram Griekse of Turkse yoghurt (van die volvette)
2 theelepels gemalen komijn (djinten)
1 theelepel kerriepoeder
Half rood pepertje of een halve theelepel sambal
2 geperste teentjes knoflook
Sap van een limoen
Voor de garnering::
Fijngehakte munt
Ringetjes rode peper

Aan de slag!
Laat de Romaneco of bloemkool heel maar verwijder wel het blad en overtollige stronk. Kook in 7 a 10 minuten net niet beetgaar in water met zout. Stort voorzichtig in een vergiet en laat afkoelen. Leg in een ovenschaal, met de mooie kant boven uiteraard. Meng de yoghurt met de kruiden, limoensap en knoflook. Smeer de Romanesco/bloemkool hier lekker dik mee in. Zet in een op 200 graden voorverwarmde oven en rooster 30 tot 40 minuten (hou in de gaten dat ‘ie niet té bruin wordt). Prik na een half uurtje een beetje onderin met een scherp mesje, het moet geen pap worden natuurlijk. Bestrooi met de muntblaadjes en peperringetjes. Serveer met geurige rijst en een (Indische) vegaburger of falafel.

Koolraap met kapsones

Vroeger was het leven overzichtelijk. Bij andijvie hoorde een gehaktbal, bij bietjes een speklap en bij koolraap verse worst (En, als mijn moeder een hele wilde bui had, was er macaroni en Smac, maar dat heb ik succesvol verdrongen). Als je minder vlees wilt eten, vallen al die vertrouwde combi’s weg. En als je er een nepburger bij serveert, gaat de hele familie weer heel kieskeurig zitten vergelijken wat -sorry Vegetarische Slager- zelden in het voordeel van het fake-vlees uitvalt. Je kunt dus beter eens helemaal met een frisse blik naar die good old groentes kijken, en bedenken of je er niet wat anders mee kunt.

Deze week zat er koolraap in het biologische groentekrat van Vertwenz. Koolraap heeft een aardse, zoete smaak. En het is een lekker stevige groente. Liever dan ‘m in blokjes te snijden en te koken, snijd je er mooie ronde plakken van. Die kook je eerst beetgaar, en leg je dan op de grillpan, voor van die sjieke, rokerige strepen. Koolraap met kapsones dus! Ik combineerde het met romige buffelmozzarella van Buffalo Farm Twente, het zurig-pittige van mosterd en het aardse van pecannoten. Een geweldige combi, waarbij de koolraap iets vlezigs krijgt. Een prima hoofdgerecht als je er wat gebakken aardappeltjes en salade bij serveert, maar ook een sjiek voorafje. Geen buffels in de buurt? Bestellen kan ook. Of je gebruikt geitenkaas als alternatief..

Ingrediënten voor 4 personen:

2 bolletjes buffelmozzarella (alternatief: 150 gram zachte geitenkaas)

4 plakken koolraap van ½ centimeter dik

1 eetlepel mosterd

1,5 eetlepel olijfolie of koolzaadolie

1 teentje knoflook

scheutje (cider)azijn

20 pecannoten

Extra nodig:

Grillpan

Kwastje

Aan de slag!

Schil de plakken koolraap en kook ze beetgaar in water met wat zout. Laat goed uitlekken. Meng olie, mosterd en het geperste teentje knoflook. Kwast hier de plakken mee in. Verhit de grillpan flink voor en leg de ingesmeerde koolraap erop. Grill tot er mooie strepen opstaan. Leg de plakken koolraap op vier bordjes. Kruimel de buffelmozzarella (of geitenkaas) en de pecannoten erover. Roer de overgebleven mosterdolie los met wat (cider)azijn en sprenkel dit over de bordjes.

.

Vreemde mannen

Carnaval staat voor de deur. Ik heb er helemaal niks mee, maar de liefde dreef mij naar het meest carnavaleske stadje van Twente en de optocht start bijna voor onze deur, dus ik geef mij over. Als je altijd de mond vol hebt over nieuwkomers die zich een beetje moeten voegen naar de heersende mores, kan ik straks kwalijk chagrijnig aan de kant blijven staan.

Maar sinds gisteren ben ik een beetje huiverig voor hossende massa’s. In Keulen werden vrouwen die ook gewoon een leuk feestje wilden vieren opgedreven als wild en op alle mogelijke plekken betast. Het kwijtraken van je mobiel of portemonnee was daarbij slechts een bijkomende schrik, lijkt me. Ik gaf het hele carnavalsplan al bijna op, want van dat feest gaat de mare dat iedereen liederlijk dronken en net iets te gezellig wordt en voor je het weet slaan alle hormonen op hol en moet je rennen voor behoud van zedelijkheid en smartphone.

De Keulse burgemeester Henriette Reker vond het allemaal verschrikkelijk, van dat seksueel geweld, maar ze had ook een tip. Vrouwen moeten bij de komende carnavalsfeesten beter oppassen en vreemde mannen op afstand houden. Ook dienen zij zich niet te makkelijk in een menigte te begeven. Ik vermoed dat mevrouw Reker nog minder carnavalservaring heeft dan ik. Carnaval is juist leuk door je in een hossende menigte te begeven, zo heb ik mij laten vertellen. En wie elke man op een armlengte afstand wil houden kan de stappenteller van Sonja Bakker nog mooi over de toeren jagen: je blijft rennen. En misschien wíl je wel een leuke vreemde man leren kennen, als je nog jong en ongebonden bent, dan vergroot dat schichtige wegspringen bij elke potentiële kandidaat de kansen ook niet echt.

Het is het aloude riedeltje bij verkrachting en aanranding: wat deed je daar ook in die fietstunnel/waarom danste je zo uitdagend/en je zal er wel om gevraagd hebben met je korte rokje. Niet dus. Het advies van Reker is even stompzinnig als zeggen dat juweliers geen etalages meer mogen om overvallen te voorkomen, dat bejaarden beter kunnen zorgen een beetje op tijd te hemelen voor ze zorg ontberen,
dat gepeste kinderen beter niet naar school kunnen. Een maatschappij waarin slachtoffers hun gedrag moeten aanpassen: in Keulen is het zottenbal al begonnen.

Verhuizen is een makkie

Ik ben verhuisd. Niks wereldschokkends natuurlijk, maar een hoop gedoe was het wel waardoor ik een paar weken als een kip zonder kop rondliep. Er waren schilders die verf stalen voor beunklussen elders, kleine ingreepjes die financieel lelijk uit de klauw liepen, meubels die te laat kwamen en daar tussendoor dan griep, en weerspannige pubers. Het was kortom nogal druk, en ik had tijd noch inspiratie om te bloggen, waarvoor excuus.

Gelukkig is de rust nu weergekeerd. Er staan nog wat dozen, er is nog geen kast, maar er is prima te leven, vooral met de gedachte dat we voorlopig zeker niet weer gaan verkassen. Hele Otto’s vol rommel gooide ik weg, ook wel eens fijn, en de Kringloopwinkel kan nu heel Twente voorzien van bierglazen en puddingschaaltjes want we hadden van alles veel teveel.

De verhuiswagen reed ons netjes van A naar B, en over de snelweg was het maar een kwartiertje. Op de deurmat lag al een aardige brief van de burgemeester, die het fijn vond dat ik bij hem domicilie had gekozen, en alle nieuwe buren brachten bloemen en de oude moesten huilen bij ons vertrek. Nergens stond een protestgroep tegen onze komst, of hingen kwetsende spandoeken  om mijn ongewenste aanwezigheid te verkondigen. Ik hoefde mijn kind niet uit te leggen waarom ik dagen achter een hek moest wachten, want ik kon overal vlotjes binnen. Ik lag niet in een overvolle sporthal tussen snurkende grijsaards of jammerende kinderen, noch hoefde ik om de vijf dagen mijn tas te pakken voor weer een andere locatie. Ik had tijd genoeg om dertig dozen vol overbodige huisraad te storten, en dan nog nieuwe dingen te kopen ook: een verhuiswagen vol luxe nam ik mee, en geen inderhaast bij elkaar gegadderd tasje met niks. Ik kwam geen mensensmokkelaars tegen die de prijzen steeds maar verder opdreven, maar had een keurige offerte van de verhuizer. Ik hoefde niet in een wankele boot over wereldzeeën, maar kon gewoon over de A1, en wist mijn familie en vrienden hooguit op twee uurtjes rijden van hier.

De bomen schudden hun bladen af, maar ik kan de verwarming opstoken, en kiezen uit honderd dingen om te eten zonder dat het uit een gaarkeuken komt. Ik ben er weer, met een dankbaar hart. Die verhuizing was een eitje, goedbeschouwd.

Een heel leger mannetjes

k had de laatste tijd steeds mannetjes over de vloer. Mannetjes zijn handig, vooral als je zelf niks kunt. Mannetjes kunnen alles, en voor het weinige dat ze niet kunnen hebben ze weer vrienden, en die kennen op hun beurt ook weer een heel leger aan andere handigerds. Het is net een mierenhoop: niet uit elkaar
te houden, maar allemaal goede zin en maar rennen en draven zonder dat je er wijs uit kunt worden waarheen en waarvoor.

Mannetjes hebben nog iets gemeen: ze maken heel veel herrie. Ze zijn koud binnen of daar janken de cirkelzagen en schuurmachines, of het spijkerpistool gaat als een mitrailleur tekeer. Daar kijken de mannetjes dan heel stoer bij, alsof er geen vingers te verliezen zijn, of andere ledematen. Om het
geluid van de machines te overstemmen hebben ze grote radio’s, met daarop obscure zenders als Radio Mathilda of Schlagers-a-gogo, en daar zingen ze heel hard bij, of ze fluiten.

Ze hebben ook steeds zin in koffie. Daarbij verhalen ze over andere klussen waarbij ze spoorslags moesten komen omdat er hele muren dreigden om te vallen, of laminaat zo bol stond dat het wel een skatebaan leek, of de hele wijk onder stroom stond. Niet alle mannetjes verstaan hun vak, zoveel is duidelijk, en wij mogen ons maar gelukkig prijzen dat wij de beste nu in huis hebben. Dus zet ik dankbaar nog eens een kannetje koffie, of haal saucijzenbroodjes, en dan is iedereen blij.

Ik vraag wel eens of ze nog wat leuks hebben gedaan, in het weekend, en dan kijken ze mij glazig aan. Voor een vakman is nooit rust, ook dan is er altijd nog wel wat te verven of plamuren bij wanhopige vrouwtjes zoals ik. En thuis is ook niet alles want daar gaat moeder de vrouw klusjes oplepelen en dan krijg je geen bier en kroket, zoals bij mij, maar gemopper.

 Ze zijn graag bij mij, de mannetjes. Maar nu is het genoeg. Ze zijn allemaal weg, en nu gaan we schoonmaken. Met alleen maar vrouwen. Dan lachen we heel hard, en rennen als kippen zonder kop door elkaar, en laten zien hoe zwart ons sop is, en wat voor vieze strepen de mannetjes in de wc hebben gemaakt. Emancipatie is nooit zo ver weg als tijdens een verbouwing: mannetjes bouwen, en vrouwtjes ruimen zuchtend de puinhoop op. Bijna klaar, gelukkig.

Lijnen heeft geen zin

Temidden van alle narigheid stond deze week ook wat fijns in de krant: lijnen heeft geen zin. Ik haat lijnen, en eet het liefst de hele dag. Die combinatie pakt rond het middel niet echt goed uit. Voeg daarbij een dreigende menopauze, een nieuwe liefde en eindeloos bankhangen met wijntjes en hoog opgetaste kaasplanken, et voila: 17 kilo erbij.

Ik had mij dus, in een Turks resort waar je rollend van het ene buffet naar het andere kon, voorgenomen dat er echt wat aan moest gebeuren. Voor de gelukkigen onder u die niet weten wat lijnen is: dan mag je de hele dag niet waar je zin in hebt, en ’s avonds om tien uur ga je, borrelend van het mineraalwater, om half tien rillend van de kou naar bed, met sokken aan.

Alles heb ik al geprobeerd, maar het vlees is zwak, en de koelkast gewillig. Het enige dieet waar ik ongelofelijk veel plezier aan beleefde was de methode Montignac. Dan mocht je biefstukken van een pond, en daar dan gorgonzolasaus over, en wijn erbij. Alles, als je maar geen piepers en brood at. Montignac stierf al jong, aan adervervetting gok ik, en zijn dieet raakte uit de mode. Een vriendin viel keurig vijf kilo af met dokter Frank, maar ik zag mezelf middenin een verhuizing nog geen frittata met courgette bakken tussen de middag, in plaats van een broodje kaas weg te schrokken in de auto, of patat te eten met de bouwvakkers. Zo was op elk dieet wel wat aan te merken. Ik heb droge eierkoeken gegeten met die enge Sonja Bakker, de hele dag punten geteld en calorieën genoteerd als was ik een handelaar op Wall Street, en steeds was het na een paar weken weer mis. Ik klampte mij vast aan het beeld van Hanneke Groenteman, de vrouw die goedgevuld en welgevormd wel tien keer jonger leek dan haar dunne zelf na een maagbandje. Vet is natuurlijke botox, da’s een meevaller.

Gelukkig kreeg ik deze week gelijk van de wetenschap, in de Volkskrant. Je moet gewoon een beetje normaal doen, niks tussendoor snaaien, en ’s avonds een uurtje lopen met de hond. Dan gaat het niet snel, maar dan hou je het tenminste vol, en de hond is blij. De komende weken moet ik meubels sjouwen, en honderd dozen met boeken inpakken. Daarna knuffel ik de hond, en mijn lief, en neem een wijntje. Op het goede nieuws, en lekker leven.